ONDERWERPEN /PERSONEN/ OVERZICHT B.01
A Thema's B Personen C Organisaties D Besprekingen E Actuele Informatie

WEB100.B1.07 Toos en Wim Onderstal

GETROUW TOT DEN DOOD
levenslange inzet voor vrede en mondiale gerechtigheid van Toos en Wim Onderstal

Door: Wim Robben*

Op vrijdag 21 september 2007 ontvingen Toos en Wim Onderstal postuum de Gandhi Vredesduif. Dit prachtige bronzen beeldje, een duif die vanuit een lotusbloem uitvliegt, wordt sinds 1994 doorgegeven aan mensen in Nederland die zich voor de geweldloosheid bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. (1)
In het kader van het 40-jarig bestaan van de Stichting voor Actieve Geweldloosheid wordt de vredesduif nu doorgegeven aan Toos en Wim die vanaf het begin bij deze organisatie betrokken zijn geweest. Over hun grote inzet voor het vredeswerk en voor ontwikkelingssamenwerking gaat dit artikel. De dag van 21 september is echter niet alleen de Internationale Dag van de Vrede, maar ook de geboortedag van Wim, terwijl Toos op 20 september geboren werd. Dit maakt de overhandiging van de Vredesduif, aan de kinderen van Toos (overleden op 7 maart 2005) en Wim (overleden op 16 juli 2006), nog extra bijzonder.

Jeugdjaren
Al van jongs af kenden Wim (1921) en Toos (1924) elkaar. Er was een sterke verbondenheid tussen hun ouders die lid waren van Harmonia, een organisatie die zich baseerde op het spiritualisme (2), en zich verbonden voelde met het christen-pacifisme zoals dat vanuit de kring van de Nederlandse Tolstoyanen rond 1900, en later door onder andere Bart de Ligt (1883 - 1938) en Kerk en Vrede, uitgedragen werd.
Toos van Kreuningen groeide op in Baarn. Haar vader was belastingambtenaar en men was lid van de Protestantenbond. Na de Mulo en de huishoudschool, volgens haar vader een verplichte opleiding voor meisjes, volgde ze bij Instituut Pont een kantooropleiding. Wim Onderstal groeide op in Arnhem waar zijn vader, een overtuigd lid van de SDAP, een meubelstofferingswerkplaats en inrichtingszaak had. Het gezin behoorde tot de Evangelisch Lutherse Gemeente. Na het behalen van zijn Mulo-diploma nam hij in 1938 een kantoorbaan aan bij de werf De Duitse Boot. Het jaar daarna, en inmiddels 18, solliciteerde hij bij de Gemeente Arnhem, waar hij bij de afdeling “Bouwtoezicht en Woningvoorziening” ging werken. Hij zou er tot 1986, zijn 65ste verjaardag, blijven.
Als lid van de Lutherse Jeugd kwam hij in contact met dominee Snijder die lid van Kerk en Vrede was. Deze organisatie sprak hem zeer aan en omstreeks 1938 werd hij daar ook lid van. Het was duidelijk voor hem dat hij vanuit zijn bezwaren tegen het gebruik van geweld niet in het leger kon gaan en dus besloot hij om in 1939 een beroep te doen op de Wet Gewetensbezwaren Militaire Dienst. Omdat het een wettelijke basis had was het ook voor ambtenaren mogelijk om hier een beroep op te doen. Het lidmaatschap van Kerk en Vrede was voor ambtenaren echter verboden, maar terwijl zijn procedure voor erkenning van gewetensbezwaren nog liep vielen de Duitsers ons land binnen en werd Kerk en Vrede door hen opgeheven. Zijn lidmaatschap werd in die korte periode (najaar ’39 – voorjaar ’40) niet ter discussie gesteld.

Geweldloosheid in oorlogstijd en verzetsacties
In het kader van de discussies, omstreeks 1988, over het gebruik van vormen van geweld tegen materie, bijvoorbeeld met betrekking tot het beschadigen van vliegtuigen, militaire voertuigen of auto’s, of het knippen van gaten in hekken rond militaire bases, alsmede de publicatie van het boekje “Verzet in Uitvoering”, gaf Wim Onderstal hier (op 30 januari 1988) uitvoerig zijn mening over. Dit bekeken op basis van zijn ervaringen in de Tweede Wereldoorlog en zijn persoonlijke dilemma’s. Hij schreef onder meer het volgende:
“In 1938 zijn wij in Kerk en Vrede Arnhem en in de Jongeren Vredes Actie zoekende naar een praktische uitwerking van het bovengewelddadig verzet van Bart de Ligt. Wij zien heel scherp het naderende gevaar van het Duitse Nationaal Socialisme. Wij doen mee met hulpacties voor gevluchte joden en socialisten. Als ambtenaar bouwtoezicht krijg ik te maken met de luchtbescherming. Daaraan wil ik, zoals de andere leden van Kerk en Vrede, niet meedoen. Anderzijds heb ik, voor ik ambtenaar werd, bij De Duitse Boot gewerkt en heb daar afschuwelijke verhalen gehoord over gebeurtenissen in Duitsland. Moeten we ons land daar niet tegen beschermen, desnoods met geweld?
Verzet is geboden, daar ben ik vast van overtuigd, maar het mag niet met geweld. Niet met dezelfde middelen als die van de dreigende vijand; niet met wapens. (….)
In 1939 doe ik belijdenis. De predikant bij wie ik dit doe is bestuurslid van de afdeling in Arnhem van Kerk en Vrede. In de prediking wijst hij er op: Jezus willen volgen betekent het kruis opnemen, het lijden aanvaarden, weerbare liefde plaatsen tegenover haat en vijandschap. Ik ben gekeurd en moet binnenkort in dienst. Bij het verlaten van de kerk hangt in de gang een grote plaat van Kerk en Vrede voorstellende Jezus’ doorboorde handen met als opschrift ‘Gij zijt allen schuldig’. Ik weet het nu zeker; ik weiger dienst. Maar ik heb het er moeilijk mee. Velen die voordien pacifist waren binnen de SDAP en ook leden van Kerk en Vrede zeggen: ‘Nu met déze vijand kun je niet meer weigeren; nu is ieders inzet geboden; het kan niet meer zonder militair geweld. Anderen zien in mij een landverrader. Dit alles betekent dat ik soms ook tegen mijn eigen gevoelens moet vechten, vooral als ik weer kennis neem van berichten over de situatie in Duitsland en Polen. Maar voor mij is het duidelijk. Steeds weer voel ik: ‘het mag niet met geweld’. Arnhem ligt niet ver van de grens; het leger is zichtbaar aanwezig. Ook zijn vele vrienden van mij gemobiliseerd. Het naderende Duitse Nationaal Socialisme is onze gemeenschappelijke vijand, maar ik zie hen in het Nederlandse leger niet als mijn medestanders, dat zijn mijn vrienden in de slinkende groep geweldlozen.
De oorlogsjaren. Het Nederlands leger is er dan niet meer. Daar behoef ik mij niet meer tegen te verzetten. Nu is er het verzet. Ik doe te weinig; anderen in Kerk en Vrede doen geweldloos meer. Toch doe ik ook weer niet niets. Als ambtenaar moet ik bijvoorbeeld stamkaarten schrijven onder strenge controle. Daar saboteer ik verschillende voorschriften. Ik steel stamkaarten, maak fouten, volg regels niet na. Ik moet mee met fietsenvordering, saboteer ook dit en zie natuurlijk bij de huiszoekingen nooit een fiets. Sabotage in de zin van het niet voldoen aan voorschriften en verordeningen van de bezetter acht ik geweldloos, maar sabotage door delen van het verzet in de vorm van het opblazen van een viaduct verwerp ik als niet geweldloos. Ik voel me solidair met het totale verzet, maar het zijn niet allen mijn medestanders. Dat zijn alleen zij die geweldloos blijven.
Wanneer ik ’s avonds wel sta te kijken, vlak bij mijn woning dicht bij de Rijn, naar de Engelse vliegtuigen die de Rijn volgen, dan hoor ik naast mij: ‘dat zijn nu de engelen; je ziet ze niet maar je weet dat zij daar gaan’. En als dan de eerste bomexplosies in Duitsland te horen zijn dan hoor ik: ‘dat is nu muziek in mijn oren’. Begrijpen doe ik dit alles wel, maar ik voel tegelijkertijd een grote afstand en in gedachten zie ik weer die Kerk en Vrede-plaat met ‘Gij zijt allen schuldig’. (…..) Evenmin als in de dertiger jaren zal ik hekken of autobanden kunnen vernielen. Mijn verzet richt zich tegen het geweld, waar ik dit ook tegenkom, óók wanneer dit binnen de verzetsbeweging is.
In verschillende interviews lees ik, als het gaat om geweld tegen materie, dat men zich laat leiden door het effect. Is er geen effect dan is het kwaad; is effect verzekerd dan is het goed. Voor mij heiligt het doel nimmer het middel en mag ik nooit vragen naar het effect, maar naar ‘wat vraagt Jezus van mij?’”
En in een aanvullende brief, van 2 februari 1988, schrijft hij onder meer: “Jezus Christus vraagt van ons de andere wang toe te keren; geweld wat tegen ons gebruikt wordt te beantwoorden met weerbare liefde. Wij zullen nooit kwaad met kwaad mogen vergelden, maar zo nodig het lijden moeten aanvaarden. Maar ik zie ook andere gevaren welke mede door die wapenmacht, waarvan in Woensdrecht een teken zichtbaar is, veroorzaakt wordt: gevaren voor vergroting van de honger in de 3e wereld en voor het milieu. Dit alles vraagt van mij inzet en verzet. Strijd tegen onrecht en onderdrukking. Zoeken moet ik naar creatieve, positieve reacties. Dat kan ik niet in Woensdrecht. Ik kan en mag de machteloosheid van de meerderheid niet beantwoorden met eveneens in machteloze woede in dat stomme hek te knippen. Met het knippen in dat hek en met het vernielen van autobanden neem ik de angsten bij anderen niet weg; bied ik geen alternatief; doe ik geen werkelijke bijdrage in de strijd tegen de honger in de 3e wereld, maar geef ik toe aan geweldsgedachten in mij zelf en voed ik het geweldsdenken bij anderen. M.E. en militairen aan de ene kant van het hek en ik aan de andere kant bevestigen elkaar dan in het geweldsdenken. Dat stomme hek, en de daarachter gelegen wapens, zijn niet uit zichzelf gevaarlijk, maar de mensen die zich daarachter veilig voelen. Die mensen tref ik niet in Woensdrecht. Voor hen moet ik in mijn eigen leefomgeving zijn. Dáár moet ik mij inzetten voor gerechtigheid en vrede: in de 3e wereldbeweging, de vredesbeweging, de milieubeweging. Dáár moet ik trachten te komen tot een geweldloze levenshouding. De wortels van het geweld liggen in het denken – ook in mijzelf. Dáár moet de strijd worden gevoerd.
Gevoelens van onvrede uiten zich vaak in geweld tegen materie. Voorbeelden te over, zelfs bij sportmanifestaties. Er is weinig voor nodig om de massa tot vernielingen te krijgen. Is er zo’n groot verschil tussen het verbranden van boeken door de nazi’s en het plunderen van een kantoor van een Zuidafrikaanse vereniging en het smijten van boeken en papieren in de gracht. Is er zoveel verschil tussen het in brand steken van synagogen en de Makro-branden? (3) Men doet een beroep op dezelfde instincten in de mens. Een revolutie in onze samenleving zal moeten beginnen met een revolutie in ons denken.”
En aanvullend op 16 oktober 1988, in reactie op een artikel over deze kwestie in het juli/augustusnummer van het blad Kerk en Vrede : er staat “dat ik mij niet in Woensdrecht zou willen verzetten omdat dat een gewelddadige reactie zou oproepen. Natuurlijk heb ook ik Woensdrecht niet gemeden, maar het gaat mij om de wijze van verzet. En ook ik ben ervan overtuigd dat waar ook, ook geweldloos verzet vaak gewelddadige reacties zal opwekken. Maar ik meen vooral te moeten waken dat ik bij mijzelf geen gewelddadige reacties oproep. Ik moet oppassen niet toe te geven aan in mij sluimerende gewelddadige instincten, maar het goede in mij wakker maken. Vijanden moet ik lief hebben, de andere wang toekeren, ik mag ze niet gehoorzamen en ik moet mijn denken zuiveren en goede gedachten naar hen uitzenden, niet stenen oprapen of hun bezit vernielen om hen te treffen. ‘Oorlogen ontstaan in de geest der mensen’, zegt de UNESCO preambule. Mijn gedachten zal ik onder controle moeten zien te krijgen.”

Jaren na de oorlog en opgroeiend gezin
Inmiddels ontwikkelde zich de relatie tussen Toos en Wim en in 1948 trouwen ze. Tussen 1948 en 1960 werden hun vier kinderen geboren: Maria, Chris, Barend (overleden op 51-jarige leeftijd op 12 maart 2007) en Heleen.
Wim was in Arnhem secretaris geworden van de Oecumenische Raad van Kerken, en samen met Toos was hij daardoor betrokken bij het organiseren van vakantieweken voor Berlijnse kinderen die een tijd naar Nederland kwamen om aan te sterken en bij te komen van de gruwelen van de oorlog.
Begin jaren vijftig werd het huis aan de Laan van Klarenbeek gekocht. De zorg voor gezin en huishouden lag bij Toos, maar naarmate de kinderen ouder werden werd het hele gezin ingeschakeld bij allerhande activiteiten waar Wim bij betrokken was, zoals collectes, het bemensen van kraampjes en het maandblad van de Wereldwinkel. Daarnaast zorgde Toos ervoor dat de telefoon overdag beantwoord werd en nam ze zelf deel aan een Esperantogroep in Arnhem.
In de zomervakantie werden de fietsen bepakt en ging men kamperen. Dit niet zelden ergens waar iets van de kerk of de vredesbeweging te doen was. Zo is in het themanummer van Geweldloos Actief “25 jaar werken aan geweldloze weerbaarheid in Nederland” (Arnhem, 1987) een foto opgenomen uit het familie-album van Gees en Jan Ouweltjes met als tekst: “Tijdens de 2 etmalen te Wanneperveen een hele dag met Wim Onderstal, zijn echtgenote Toos en hun kinderen Heleen en Barend op het water. Wat een rust! Wat een natuur! Roeien en kloeten geeft beweging. Wim en ik praten uitvoerig over geweldloze weerbaarheid. Krijgen deze kinderen weinig ruimte bij hun ouders??” (4 augustus 1965).

Veelheid aan activiteiten
De veelheid aan activiteiten waar Wim bij betrokken was is nauwelijks te overzien. Zo was hij zeer betrokken bij de Evangelisch Lutherse Gemeente en bij het spiritualisme, evenals bij de politiek: aanvankelijk in het Daklozenberaad en daarna in de PSP, onder andere als voorzitter van de PSP-afdeling Arnhem, tot 1975 toen hij uit deze partij stapte vanwege de teleurstellende uitkomst van het pacifisme-debat.
In de Evangelisch Lutherse Kerk was hij actief betrokken bij de instelling van de Begeleidings-commissie Ontwikkelingshulp (‘Actie 1+’), die later omgedoopt werd in Commissie voor Ontwikkelingssamenwerking (‘COS’). Als lid van de Diakonale Raad van de Lutherse Kerk was hij eerst lid en later secretaris van deze commissie.
Tijdens een bijeenkomst in 1956 van de toenmalige Oecumenische Raad van Kerken werd besloten om in samenwerking met de Volksuniversiteit tot de oprichting te komen van een Arnhems Unesco Comité. Als secretaris van de Raad van Kerken Arnhem werd hem in 1957 door de burgemeester gevraagd een plaatselijk NOVIB-Comité op te zetten (NOVIB: Nederlandse Organisatie voor Internationale Bijstand). Hij werd hier de secretaris van. Omstreeks 1966 komt het tot een fusie tussen beide comité’s en gaat men samen verder als Novib/Unesco-Arnhem.
Al rond zijn 18e was Wim lid van Kerk en Vrede en dat zou hij zijn hele leven blijven. En dat gold ook voor zijn lidmaatschap van de na 1945 opgerichte ANVA (Algemene Nederlandse VredesActie), dat een voortzetting was van de vooroorlogse JVA (Jongeren VredesActie) en dat later voortgezet werd als ’t Kan Anders en PAIS, alsmede van Stichting/Centrum (ter bevordering van studie, vorming en training in) Geweldloze Weerbaarheid, dat later omgezet werd in de Stichting voor Actieve Geweldloosheid (SVAG). Bovendien had hij zitting in de Begeleidingscommissie Gewetensbezwaarden Militaire Dienst. In 1968 was hij voorts betrokken bij de oprichting van het Arnhemse IKV. Samen met Novib/Unesco-Arnhem werd in 1969 de Vredesweek in Arnhem georganiseerd, onder andere met een expositie in de Grote Kerk over de Rechten van de Mens. Het is tijdens deze week dat het plan om een Wereldwinkel op te zetten geboren werd, aanvankelijk als werkgroep van Novib/Unesco-Arnhem en later als zelfstandig initiatief. Wim was de spil van dit initiatief en in 1970 honoreerde het stadsbestuur het verzoek om hiervoor een pand in bruikleen te geven in het centrumgebied aan de Kortestraat 20, waar de winkel nog altijd gevestigd is.
Na herhaaldelijk aandringen door Novib/Unesco bij de gemeenteraad van Arnhem werd er uiteindelijk een begrotingspost voor ontwikkelingssamenwerkings opgevoerd. Op voorstel van een daartoe ingestelde werkgroep werd gekozen voor een project in Suriname en ontstond ‘Actie Arnhem-Suriname’ welke onder andere landbouwonderwijsprojecten ondersteunde in een Bosnegerdorp en een vormingsproject voor Indianen. Voor dit laatste project ging oudste dochter Maria Onderstal een aantal jaren naar Suriname. In 1982 brachten Toos en Wim, met Barend, een bezoek aan Maria en bekeken zij een aantal projecten die vanuit Arnhem in gang gezet waren.
In 1980 werd, vooral door de Arnhemse vredesgroepen, bij de gemeente aangedrongen op grotere betrokkenheid bij het vredes- en ontwikkelingswerk. Dit leidde in september 1981 tot de oprichting van de SAV: Samenwerkende Arnhemse Vredesgroepen, dat later voortgezet werd in het “Platform Vrede, Ontwikkeling, Mensenrechten en Mondiale Milieuvraagstukken” (VrOMM) en vervolgens als “Platform Arnhem Mondiaal” verder ging. De voornaamste taak van het Platform is de advisering van de gemeente op de terreinen van vredesvraagstukken, internationale samenwerking, mensenrechten en grensoverschrijdende milieuproblematiek. Vanuit de gemeente is een contactambtenaar bij het Platform betrokken. Op dit moment zijn 13 lokale afdelingen in het Platform vertegenwoordigd, waaronder Amnesty International, Kerk en Vrede, Oxfam/Novib-Unesco, Raad van Kerken, Stichting voor Actieve Geweldloosheid, Wereldwinkel.

Geweldloze weerbaarheid en actieve geweldloosheid
In het bijzonder wil ik hier aandacht geven aan de betrokkenheid van Toos en Wim bij Stichting/Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid, in 1991 voortgezet als Stichting voor Actieve Geweldloosheid (SVAG). Voor hen beiden was het streven naar geweldloosheid een wezenlijk uitgangspunt en geheel verbonden met hun geloof in Jezus Christus. Het initiatief tot de oprichting van de Stichting voor Geweldloze Weerbaarheid werd eind 1962 genomen door Evert Huisman uit Zwolle, die lid was van de Studiegroep van Kerk en Vrede. Hij wilde een onafhankelijk ‘studie- en trainingscentrum’ oprichten. Wat hem hiertoe bracht was de oprichting van de ‘World Peace Brigade’, op 1 januari 1962 in Beiroet. De bedoeling was dat daar vanuit allerlei landen getrainde vrijwilligers aan deel gingen nemen. Via een ‘studie- en trainings-centrum’ zou daaraan vanuit Nederland gevolg gegeven kunnen worden.
Dit sprak Wim aan en al vrij snel maakte hij deel uit van de eerste groep belangstellenden die zich bezig ging houden met het opzetten van trainingen en met de voorbereidingen om tot de oprichting van een Stichting te komen. In februari 1966 nam hij mede het initiatief om het bulletin “Centrumnieuws; berichten van en uit het Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid” uit te geven. Het redactie-secretariaat was bij hem thuis in Arnhem gevestigd. Samen met Evert Huisman vormde hij de redactie, terwijl Jan Ouweltjes secretaris van de in oprichting zijnde Stichting was.
Op 14 september 1966 werd de “Stichting ter bevordering van studie, vorming en training in Geweldloze Weerbaarheid” opgericht. Dat kreeg als een van de eerste taken om een “Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid” op te richten, met een eigen Centrumbestuur, aan wie het “studie, vormings- en trainingswerk” gedelegeerd zou worden. Dat gebeurde op de eerste vergadering van het bestuur van de Stichting, op 20 januari 1967. Van beide besturen, Stichtingsbestuur en Centrumbestuur, was Wim (redactie-secretaris) lid, evenals Evert Huisman (voorzitter) en Jan Ouweltjes (secretaris). Al snel werd de organisatie door de betrokkenen ‘het Centrum’ genoemd, en ook de nieuwsbrief bleef onder de naam ‘Centrumnieuws’ verschijnen. In maart 1969 droeg Wim het redactie-secretariaat over aan een ander bestuurslid.
Hij bleef echter zeer betrokken bij ‘het Centrum’ en de latere Stichting voor Actieve Geweldloosheid, was op de meeste bestuursvergaderingen aanwezig, gaf in stukken zijn visie weer, beheerde vele jaren het landelijk secretariaat (mede in allerlei praktische zaken ondersteund door Toos), was betrokken bij de studiegroep en bij acties (zoals de eerste “Internationale Geweldloze Mars voor Dé-militarisatie” van Metz naar Verdun in augustus 1975, waar hij met onder andere Wiggert Platvoet en mij aan deelnam, alsmede de actie van ‘Verdom de Bom’ in diezelfde tijd tegen kernbewapening). Ook bij het samengaan van Stichting/Centrum voor Geweldloze Weerbaarheid (1966) en Stichting Voorlichting Actieve Geweldloosheid (1976) in 1991 (als Stichting voor Actieve Geweldloosheid) was hij actief betrokken en werd hij bestuurslid; dit tot aan zijn overlijden in juli 2006.

Afnemende gezondheid
Na zijn pensionering in 1986 kon Wim zich geheel wijden aan zijn vele activiteiten die zich echter meer en meer uitbreidden. Zo zei hij regelmatig “ik heb het nu drukker dan toen ik een baan had”. Ook Toos ging, nu de kinderen de deur uit waren, zich meer en meer inzetten voor de diverse activiteiten, onder andere in de Wereldwinkel. In 1988 werd met familie, vrienden, kennissen en geestverwanten het 40-jarig huwelijk gevierd en tien jaar later volgde het 50-jarig huwelijksfeest.
Naarmate de jaren vorderden ging hun leeftijd en gezondheid een steeds grotere rol spelen. De gezondheid van Wim, dat was algemeen bekend, was altijd al zwak. Dit mede door de astma die hij van jongs af aan had. Enkele malen, zelfs al midden jaren veertig, had zijn leven op het spel gestaan, maar met een onvoorstelbare levens- en wilskracht had hij alles doorstaan. Zo opende hij zijn brief van 30 januari 1988, waaruit ik eerder citeerde, met de woorden: “Al verschillende malen is mij gevraagd eens iets op papier te zetten. Tot mijn spijt lukte dat steeds maar niet. Ik wil zo graag, maar mijn lichaam wil niet altijd meewerken. Nu hoop ik dat het mij lukt.”
Toch is het de gezondheid van Toos die gaandeweg minder wordt. In 1999 ondergaat zij een borstkankeroperatie. Zij blijft erg moe en raakt steeds meer gedesoriënteerd waarna de diagnose Alzheimer wordt gesteld. Doordat zij ook verstijft belandt zij in een rolstoel en wordt zij hulpbehoevend. Dankzij de dagelijkse zorg van Wim, en geholpen door hun kinderen en de thuiszorg, kan Toos in hun eigen huis blijven, iets wat beiden intens graag willen. Zoveel als mogelijk is blijft Wim bij al zijn activiteiten betrokken, maar door de zorg voor Toos wordt het steeds moeilijker om van huis te zijn. Op 7 maart 2005 overlijdt zij, een grote leegte voor Wim en haar dierbaren achterlatend en een diep verdriet over het gemis van haar warme menselijke contact, maar ook er vast van overtuigd, schrijft Wim in de herdenkingskaart, dat zij met de overgang in Gods handen is en gelukkig is in haar nieuwe omgeving.
Zowel emotioneel als fysiek heeft dit heel veel van Wim gevraagd en als hij in juli en augustus 2005 lichte hersenbloedingen krijgt belandt ook hij in een rolstoel en wordt het, ondanks een zeker herstel, toch gaandeweg zorgelijker met zijn gezondheid. Het zijn opnieuw de kinderen, de thuiszorg en buurvrouw Thea die het mogelijk maken dat hij thuis kan blijven, al wordt het in de laatste weken wel steeds moeilijker om hem daar de noodzakelijke zorg te blijven geven. Op 16 juli 2006 overlijdt Wim op 84-jarige leeftijd. De vele brieven die binnenkomen “ontroeren ons door de manier waarop ze getuigen van het spoor van vaders inzet in de wereld van kerk en van vrede”, schrijven de kinderen in de herdenkingskaart.

Getrouw tot den dood
Bijzondere gebeurtenissen, eerder dat jaar, waren het bezoek dat algemeen directeur van de Novib Silvia Borren op 28 januari 2006 bracht, en Laurens van der Zee van Unesco Nederland op 8 februari, aan Wim in Arnhem. Dit in het kader van het 50-jarig bestaan van Novib-Unesco Arnhem en om hun grote dank uit te spreken voor het vele werk dat door hem voor deze organisaties was verzet. Met beiden besprak hij de laatste ontwikkelingen door en uitte zijn zorgen over het feit dat het landelijk Unesco Centrum Nederland niet zoveel draagkracht meer had.
Ieder had gehoopt dat Wim ook nog het 25-jarig jubileum van het gemeentelijk samenwerkings-verband ‘Platform Arnhem Mondiaal’, op 22 september 2006, mee had kunnen maken maar dat mocht niet meer zo zijn. Het werk was gedaan en hij had alles gegeven wat in zijn vermogen lag om te trachten Jezus en de samenleving te dienen op de wijze die vanuit zijn hart, hoofd en ziel aangereikt werd. Een fragiele, hartelijke en krachtige man met een grote overtuigingskracht en vastberadenheid, waarmee hij het degenen die met hem samenwerkten niet altijd gemakkelijk maakte. Maar dan had hij ‘zijn Toos’ naast zich, eveneens trouw aan de principes en werkzaamheden, maar meer ruimte gevend, liefdevol, altijd in voor humor en een gulle lach. Zij was zijn steun en toeverlaat. Wim zei over haar: “Toos deed zelf veel mee aan activiteiten. Zij deed vaak de telefoontjes en had vaak goede ideeën over hoe je een campagne moest opzetten. Ze hield niet zoveel van debat, maar als je haar mening vroeg kwam er vaak een goed commen-taar. Ze stond ook vaak achter de kraam en deed mee aan acties voor Vietnam en de Sahel. Ze dacht voortdurend mee en had een goede kijk op dingen. Ik mis haar ook om die reden nog steeds.”
In de laatste jaren belde ik Wim zo nu en dan op om te horen hoe het met hem ging, want het bijwonen van vergaderingen van de SVAG lukte hem niet meer. In het laatste gesprek dat ik met hem had stond ik weer versteld van zijn onvoorstelbaar optimisme en zijn betrokkenheid. Hij was enigszins hersteld van de hersenbloeding, het praten ging al weer beter maar het lopen was nog moeilijk. We kregen het natuurlijk ook over de activiteiten van de SVAG waarop hij zei: “Als ik binnenkort weer wat beter ben dan kom ik weer naar de vergaderingen.” Ja, wat een optimisme en betrokkenheid! Het was geheel in overeenstemming met de tekst die in de woonkamer boven zijn bureau hing en die me steeds, als ik bij Toos en Wim was, weer trof: “Wees getrouw tot den dood”. Dat hebben ze beiden ten volle waargemaakt.

Noten:
(1) Op 18 december 1994 werd de Gandhi Vredesduif op een landelijke vredesmanifestatie in de RAI in Amsterdam door de schrijver en filosoof Marcel Messing voor het eerst uitgereikt aan Wim Robben. Daarna werd de Vredesduif doorgegeven aan Evert en Wil Huisman (19 okt.1996), Lineke Schakenbos (31 jan.1998), Hans Wiebenga (20 nov.1999), Abel Hertzberger en Magda van der Ende (16 juni 2001), Adrienne van Melle-Hermans (15 mei 2004), Wiggert Platvoet (24 maart 2007), postuum aan Toos en Wim Onderstal (21 september 2007).
(2) De Nederlandse Vereniging van Spiritualisten “Harmonia” werd opgericht in december 1888 en is nog steeds actief. Vanuit de overtuiging dat het leven niet ophoudt bij de dood wordt het leven beleefd en bestaat er interesse voor alles wat te maken heeft met die Andere Wereld en de contacten die daaruit (kunnen) voortkomen. Haar uitgangspunt is: “Laat vrede, geluk, gezond-heid en begrip voor elkaars opvattingen een mondiale wens zijn.” (Zie: HYPERLINK "http://www.harmonia-nl.org" www.harmonia-nl.org )
(3) Gewezen wordt op feministische acties waarbij in Amsterdam onder andere voor vrouwen beschamende boeken in de gracht werden gegooid, en op branden die bij Nederlandse Makro-vestigingen plaatsvonden vanwege de connecties van dit bedrijf met Zuid-Afrika.

Bronvermelding:
- Brieven van Wim Onderstal d.d. 30 januari, 2 februari en 16 oktober 1988.
- Jaarverslag 2006 van het gemeentelijk Platform Arnhem Mondiaal, met veel informatie over de ontstaansgeschiedenis en activiteiten van de deelnemende groepen.
- De publicatie “40 jaar Stichting voor Actieve Geweldloosheid (1966-2006)”; Wim Robben, Zwolle – maart 2007.
- Artikel van Aris Kon: “Wim Onderstal (1921-2006), een leven voor vrede”, februari 2007.
- Gesprek, op 19 juni 2007, met Maria Onderstal, de oudste dochter van Toos en Wim.

Gepubliceerd door:
Stichting voor Actieve Geweldloosheid (SVAG), Postbus 288, 5280 AG Boxtel (website: HYPERLINK "http://www.geweldlozekracht.nl" www.geweldlozekracht.nl ).
*Wim Robben is sinds december 1969 betrokken bij de Stichting. Dit gaandeweg parttime werkend voor de organisatie als publicist, voorlichter en trainer. Vanaf 1974 is hij redactie-secretaris van het tijdschrift ‘Geweldloos Actief’, dat vanaf 2005 voortgezet werd onder de naam ‘Geweldloze Kracht’. (Boxtel, september 2007.)

Dit artikel is ook te vinden op de website HYPERLINK "http://www.geweldlozekracht.nl" www.geweldlozekracht.nl onder weboverzicht, artikel B1.07

(WEB100.B1.07) (september 2007)