Terug naar overzicht thema's
STRATEGIE VOOR EEN VREEDZAME WERELD (A.10) (WEB100A.10)
Waarom ging er zoveel mis na 1945?
STRATEGIE VOOR EEN VREEDZAME WERELD
Hans Feddema*
Waarom spreek ik van een vreedzame wereld en en niet van vrede? In de eerste
plaats omdat progressieve mensen zich een positief ideaal, voor mijn part
een droom of een utopie, voor ogen moeten houden. Of zelfs meer dan dat, want
als de idealen opdrogen is er de dood in de pot; dan is er geen toekomst.
Welnu vrede is, net als verdediging, geen ideaal. Vrede wordt teveel opgevat
als de afwezigheid van oorlog, ook wel negatieve vrede genoemd, dan wel een
wapenstilstand of een fase tussen twee oorlogen. Of moet ik misschien zeggen:
tussen twee gewapende aanslagen?
Cultuurideaal
Een vreedzame wereld is heel wat meer dan vrede. Ze is niet negatief, zoals
bijvoorbeeld het loutere anti-militarisme, maar is positief gericht. Het is
een soort cultuurideaal. Het is kort gezegd een wereld van gerechtigheid en
waarheid. Meer dynamisch gezegd: een wereld van het in vrijwilligheid verwerkelijken
van gerechtigheid en in vrijwilligheid openbaren van waarheid. Je kunt ook
zeggen: enthousiast werken aan een vredesorde van eerlijk delen en samenwerking.
(Zie Max Kohnstam in het televisieprogramma Tegenlicht op 9 september 2003.)
Vrijwillig? Ja, omdat de geschiedenis, ook die van Oost-Europa, ons leert
dat dwang en van bovenaf dingen opleggen, ook als die goed zijn, uiteindelijk
vastloopt. Maar is zoiets, dus zonder iets op te leggen van bovenaf, wel realistisch?
Realistisch of niet, de werkelijkheid van vandaag is dat de oude weg, van
geweld met geweld of autoritair gedrag met autoritair gedrag
beantwoorden, is vastgelopen.
Uitvechten kan met de huidige bewapening in wezen niet meer. Of anders gezegd:
vrede door militaire veiligheid lijkt in zowel het atoomtijdperk als in de
huidige tijd waarin het zelfmoordgeweld het nieuwe wapen van de underdog is,
en wel als schreeuw om gerechtigheid of wraak, een hersenschim te zijn geworden.
Hetzelfde geldt voor de stelregel: Wie de vrede wil, bereide zich ten
oorlog, een stelregel die de Amerikanen nu zelfs hebben uitgebreid naar:
Wie de vrede wil, begint met preventieve aanvallen,
iets wat eveneens een illusie zal blijken. Bovendien leidt het tot meer bewapening.
Negen factoren
Hoe komt het dat genoemde visie lange tijd niet, en door de meesten nog steeds
niet, wordt gedeeld, respectievelijk niet wordt gezien? En waarom gingen er
zoveel dingen mis na 1945, toen onder het adagium van dit nooit meer
met zoveel idealisme en optimisme werd begonnen aan de opbouw van een vreedzame
wereld? Als ik een analyse maak van de gesignaleerde impasse dan kom ik op
de volgende negen factoren.
1) Geen wereldbrand
De Koude Oorlog leidde, ook al gingen we meerdere keren door het oog van de
naald, niet tot een Armageddon; een wereldbrand. Het idee wat daardoor postvatte,
ook bij links, was dat het zon vaart dus niet loopt met de uit de hand
gelopen (kern)bewapening.
2) Verwantheid met VS
Middengroepen in de hele wereld bleven zich lang verwant voelen met de Verenigde
Staten, zeker toen de Democraten daar aan het bewind waren, of vergaven dat
land zijn militaire escapades, dit ook omdat macht imponeert. Velen bewonderen
de Amerikaanse kracht zelfs, tevens omdat het Amerikaanse imperialisme lange
tijd wat versluierd was en pas recent meer manifest wordt. Immers er wordt
vooral ingegrepen als voor de VS strategische belangen in het geding zijn.
3) Arrogantie
Door het mislukken of instorten van het reëel bestaande socialisme in
Oost-Europa en het niet erg van de grond komen van vele jonge landen, ontstond
er in het Westen een soort tevreden en arrogante geesteshouding van wij
zijn beter dan de rest van de wereld en we moeten de wereld onze
waarden opleggen. De nu 99-jarige befaamde Amerikaanse diplomaat George
Kennan gaf hiervan in 1999 de volgende typering: De neiging om onszelf
te beschouwen als het middelpunt van de politieke verlichting en als leraren
voor een groot deel van de rest van de wereld is ondoordacht, verwaand en
onwenselijk. Als je dan meent dat jouw manier van leven navolging verdient,
dan is de beste aanbeveling niet: anderen de les te lezen, maar zelf het goede
voorbeeld te geven.
4) Militaire interventie
De progressieve elite kwam na de val van de Muur vanuit het solidariteitsconcept
al gauw in de ban van de militaire interventie. Solidariteit is
een goede emotie, maar geen politiek concept. Je loopt er mee vast, omdat
de underdog van vandaag de onderdrukker van morgen kan zijn (zie
ook onze houding jegens Israël). Vanwege je solidariteit door dik
en dun zul je op een gegeven moment, als je consequent bent, moeten
gaan vechten voor de zaak van je underdog, terwijl bovendien de
underdog zeker niet uit louter heiligen bestaat (zie Bosnische
regering of Kroatië en de Open brief, mei 2002 in Hervormd Nederland,
van Gied ten Berge van Pax Christi aan MientJan Faber). Maar hoe dan ook,
vanuit dit concept werd militaire interventie (ik bedoel niet
peace-keeping na een akkoord, waar ik niet tegen ben) nochtans
het speeltje of speelgoedbeestje van de moderne intellectueel
(Martin Hulsing). In de vredesbeweging was MientJan Faber hiervan het prototype,
bijvoorbeeld nog dit voorjaar door zijn keuze voor militair ingrijpen in Irak,
maar ook in mijn eigen partij GroenLinks waren mensen als Ab Harrewijn en
Paul Rosemöller daarvan tijdens eerdere conflicten bij uitstek representanten.
Er was niet voor niets zowel een Kosovo- als een Afghanistancrisis in deze
partij. Dat conflicten vaak hun eigen patroon volgen en dat militaire interventie
daardoor (behalve bij noodsituaties als genocide) de zaak meestal doet escaleren,
of dat men daardoor zelf partij wordt in het conflict, doorzag men niet of
te weinig. Eveneens doorzag men niet dat westerse militaire interventie vaak
iets bevoogdends heeft en dat bij grootmachten verborgen agendas meespelen.
5) Geweldsmythe
De linkse elite heeft zich nimmer losgemaakt van de uit het oude Babylonische
rijk stammende, en tot op vandaag aangehangen, mythe dat geweld redt
en dat oorlog vrede brengt en recht herstelt, kortom de mythe van bevrijdend
geweld. Dit zien we bij de Amerikaanse neoconservatieve elite wel heel
nadrukkelijk weer als een missie naar voren komen, zij het vooral als rechtvaardigingsretoriek.
De ethicus Hannes de Graaf zei eens: De rechtvaardiging van geweld is
erger dan het geweld zelf. Die verdediging van geweld is als mythe of
als ideologie meestal een soort innerlijke spiritualiteit van zowel
de nationale veiligheidsstaat als het militarisme. In zijn boek De
heersende machten noemt de Amerikaan Walter Wink de Babylonische mythe,
dat geweld redt, zelfs de overheersende godsdienst in onze
samenleving en bij uitstek de rechtvaardiging voor imperialisme. Hoe
dan ook, zowel de progressieven in Oost-Europa tijdens de Koude Oorlog als
de progressieven in West-Europa na 1945, en vooral na de val van de Muur (zie
ad 4), bleken beiden niet los van die mythe.
6) Fortmentaliteit
Europa is een fort geworden, als het ware een Romeins Imperium,
dat nu net als toen de begeerte opwekt van omringende volkeren. Toen en nu
was en is er intern sprake van een soort fortmentaliteit van je voorrechten
(zoals nu sociale voorzieningen en welvaart of de eigen plek) geheel voor
zichzelf willen houden. Het hoeft geen betoog dat zo'nfortmentaliteit
niet bevorderlijk is voor idealisme. Ze roept eerder een uiterst verwerpelijke
neerwaartse jaloezie op in het leven, richting de allochtoon in
ons midden, zoals dat ook al het geval is of was richting de armere autochtoon,
die te veel een beroep zou doen op onze sociale voorzieningen. En jaloezie
en idealisme gaan moeilijk samen,
7) Goedpraten van geweld
De journalist Aad van de Heuvel zegt in het augustusnummer van Jonas: Beschaving
begint als je door hebt dat het kwaad in jezelf zit. Ophitserij speelt
zoals in Ruanda een rol, maar het is geen voldoende verklaring. Het kwaad
zit ook in onszelf, zegt hij, er aan toevoegend dat pas als je dat door
hebt, je aan jezelf kunt werken. Dat aan zichzelf werken, en ook het
hebben van zelfkennis, lijkt inderdaad niet een sterk punt bij de (progressieve)
elite na 1945. Toch is dit aspect, hoe juist ook op zich, wat betreft het
toepassen van geweld slechts een deel van de waarheid. Men vergeet wat het
effect is, als men geweld te veel goedpraat. Als je steeds maar zegt dat geweld
gebruikt mag worden als het moet, zet je het subtiel in gang.
Daarom zei Hannes de Graaf ook dat de rechtvaardiging van geweld erger is
dan het geweld zelf. Het kwaad mag dan, om met Van den Heuvel te spreken,
in ons zitten maar het vernisje beschaving, dat we hebben, zet er nochtans
een rem op. Als dus in bepaalde situaties (bijvoorbeeld, als je vriend wordt
aangevallen of omdat je natie wordt bedreigd of omdat de vijand is gedemoniseerd
via propaganda) de mening heerst dat het geweld, inclusief verkrachting, standrechtelijke
executies van Hamasleiders of het opblazen van Israëlische dan wel Palestijnse
burgers, alsook het verwoesten van bewoonde flatgebouwen etc., nu mag of zelfs
moet, dan wordt die rem weggenomen. Ger Groot wijst in zijn artikel Geweld
is de kern van de samenleving in het Filosofosch Magazine van juni 2003
op de paradox dat zowel het individu als de samenleving ..haar gewelddadige
oorsprong nooit kan loochenen en
in de handhaving van hun eigen orde
zijn gedwongen te grijpen naar datgene wat ze nu juist uit de samenleving
willen uitbannen: de wapenstok, de vrijheidsberoving en soms zelfs het vuurpeloton.
Ook dit draagt bij aan het legitimeren van geweld en dus het wegnemen van
de rem, maar los daarvan doel ik uiteraard op het geweldsdenken in het algemeen,
dus op de fatale effecten van het goedpraten van geweld.
8) Verwaarlozing van de middelen
We weten niet goed raad met het terrorisme. Natuurlijk is het
niets doen aan de voedingsbodem en het louter kiezen voor een militaristisch
antwoord een geheel verkeerde benadering. Je raakt met terugslaan tevens de
omgeving van de terrorist, wat leidt tot solidarisering en dus
tot meer geweld. Waar het mij in deze vooral om gaat is dat de progressieve
elite de neiging heeft om het terrorisme te veel te vergoeilijken,
bijvoorbeeld daarvoor de term vrijheidsstrijd hanteren of het geweld van de
tegenpartij (overigens terecht) als staatsterrorisme kwalificeren. De guerrillas
zijn geen terroristen maar freedomfighters, wordt
dan gezegd. Nogmaals, dat is op zich waar, maar we vergeten daarbij toch een
paar dingen. In de klassieke leer van de Rechtvaardige Oorlog
wordt oorlog aan een aantal condities verbonden, onder meer dat ze a) gelegitimeerd,
b) effectief en c) proportioneel moet zijn, maar een belangrijke voorwaarde
is ook d) dat het geweld slechts op soldaten mag zijn gericht en beslist niet
op burgers. Dit betekent dat met de huidige moderne wapens oorlog taboe is,
althans volgens deze leer. De moderne burger weet dat wel, maar ziet dat door
de vingers want de ontwikkeling van de techniek kun je niet tegenhouden
heet het. Het vreemde of inconsistente is echter dat diezelfde burger het
de rebellen of de vrijheidsstrijders niet vergeeft, als deze met hun (zelfmoord)geweld
ook onschuldige vrouwen, kinderen en ouderen doden of verminken. Dit is waar
mensen als Martin Luther King al over klaagden als radikalen tijdens geweldloze
demonstraties geweld gebruikten. Geweld, zeker tegen onschuldigen, is altijd
af te wijzen en maakt dat middengroepen kopschuw worden en naar rechts opschuiven.
We zien dat nu in Israël, na 11 september 2001 in de VS (waar links overigens
helemaal weinig klaarmaakt na Franklin Roosevelt), en vorig jaar ook bij ons
na de moord op Pim Fortuyn. Wat er in Israël gebeurt heeft een afstraling
op de hele wereld. De bekende journalist H.J.Hofland verwijt het Westen (in
de Groene Amsterdammer van 13 september 2003) niet te hebben doorzien dat
de strijd van de Palestijnen een van de inspiratiebronnen voor het wereldterrorisme
was. Ik onderschrijf dat, zeker omdat vooral het Westen haar zegen heeft
gegeven aan het terugdraaien van 2000 jaar geschiedenis in strijd met het
volkenrecht (zij het uiteindelijk in 1947 wel met de legitimatie van de VN).
Hierdoor ontstond, in een tijd van dékolonisatie, als het ware een
nieuwe (zionistische) kolonie als Fremdkörper in een Arabische context.
Er kwam zo een staat die Palestijnse autochtonen tot tweederangsburgers in
eigen land maakte en die thans, VN-resoluties van 1947 en 1967 ten spijt,
via een geslepen politiek van landjepik steeds maar groter wordt. Ondanks
de VN-fifty-fifty-verdeling van 1947 wordt inmiddels bijna 80 % van het oorspronkelijke
Palestina door Israël bezet. Dat laatste en voorlaatste is bij uitstek
een politiek van ongerechtigheid, wat het Westen toelaat en ook bij links
te weinig protest opwekt. Het is bovendien een publiek geheim dat het huidige
Midden-Oostenbeleid van de VS meer door Tel Aviv dan door Washington wordt
geregiseerd. Doordat we inzake dit beleid en andere imperialistische uitwassen
te weinig tegenweer bieden vanuit het Westen, en ook de progressieven in de
3e Wereld te weinig de voordelen van geweldloze strategieën laten zien,
is mede een Bin Laden opgeroepen met zijn gewelddadige strategie.
Dat deze met zon strategie door 11 september 2001 tevens de rechtse
neo-conservatieve krachten in de kaart speelde en mogelijk nog speelt, misschien
daardoor wel de Amerikaans-Britse oorlog tegen Irak en ook de huidige polarisatie
en verwarring indirect mogelijk maakte, wordt te weinig doorzien.
Ik breng dit naar voren, omdat ik in juni in een publikatie naar aanleiding
van het aangekondigde aftreden van MientJan Faber als IKV-secretaris schreef
over het falen van de progressieve elite, dat zij na 1945 het vraagstuk
van de middelen heeft verwaarloosd. Dat geldt echter niet
alleen voor hier, maar ook voor haar uitstraling naar de Derde Wereldelite.
Ik wil niet meteen betogen dat de progressieven de opkomst van een Bin Laden
hadden kunnen voorkomen, maar anderszijds heb ik ook weing activiteiten van
hen gesignaleerd om te pógen die opkomst te voorkomen. Als je op het
punt van de middelen niet zo stevig in de schoenen staat en ook
graag pleit voor westers militair ingrijpen in burgeroorlogen, houd je je
vrienden elders niet direct het grote belang van geweldloze strategieën
voor.
9) Vooruitgangscrisis
Er is ook sprake van een moderniteits- of vooruitgangscrisis. Zoals er voorheen
sprake was van een onttovering van religie, zo lijkt er nu een
soort onttovering van de vooruitgang en de verlichting te zijn of het idee
dat de moderniteit meer en meer zichzelf in de staart zou bijten, met alle
gevolgen van dien. Als immers net als het hiernamaals enkele decennia terug
nu ook de hoop op een betere toekomst op aarde verdwijnt, waarom zou je daar
dan nog in investeren en niet louter kiezen voor eigen genot en overdreven
luxe, lijkt de conclusie. De socioloog J.E. Ellemers schetst in een artikel
in het jaarboek 2002 van Civis Mundi sterke tendenzen in die richting en spreekt
van decadentie en een geleidelijk verval van onze cultuur.
En Paul Cliteur typeert in hetzelfde jaarboek onze cultuur als een cultuur
die geen richtingsbesef meer weet te formuleren en niet meer weet wat haar
idealen zijn. In de inleiding van mijn betoog schetste ik reeds hoe
dodelijk dat is voor een samenleving. Dat geldt ook voor progressieve politieke
partijen. Die hebben toekomst als ze veelvuldig hun identiteit en vooral hun
idealen voor het voetlicht weten te brengen en als het in de praktijk niet
meteen lukt daar dan ook eerlijk voor uitkomen, maar nochtans doorgaan met
het centraal stellen van de idealen.
Falen van Westerse elite na 1945
In de punten 3,4,5,7 en 8 van mijn voorgaande analyse sta ik reeds ruimschoots
stil bij dat falen. Naast het geen prioriteit geven aan de middelen en tevens
niet consistent de gerechtigheid (eerlijk delen/ieder het zijne geven) aan
de orde stellen of op de agenda zetten is er als derde aspect ook het zich
te veel laten leiden door de macht en het graaien, althans van baantjes waarvoor
torenhoge inkomsten bedongen worden.
Gerrit Komrij zei deze zomer over dat laatste behartenswaardige dingen in
zijn Ruigoordrede, die de voorpaginas van de media haalde onder de titel
Het verraad van mijn generatie. Inzake het Ad Melkertdebacle in
2002 lanceerde ik een analoge kritiek in een artikel in Ravage onder de titel
Crisis van de linkse politieke elite, waarbij ik onder meer wees
op haar vlucht in bureaucratie, haar regentesk gedrag
en haar beheersing van het politiek correcte denken, maar ook
in haar te geringe geloof in eigen idealen en haar gemis
aan ideologische en spirituele dimensie . Komrijs grote aanklacht
is dat zijn generatiegenoten van 68 hun idealen al gauw vergaten, op
een gehaaide manier de baantjes binnenhaalden en behielden, vermoeid werden
of wat aan detail- of schijnverbeteringen deden, in elk geval geen echte democratie
brachten, eenvoudig omdat al in 1968, toen iedereen mocht meepraten, er
verpletterend sprake was van schijndemocratie. Ik laat die aanklacht
met al zijn retoriek nu daar, maar wijs er slechts op dat de democratie na
1945 inderdaad te veel stiefkind was bij de progressieve elite, wat een teken
aan de wand is. Democratie is a) een onderdeel van gerechtigheid als machtsdeling,
b) een vorm van conflictpreventie en bovendien c) broertje en zusje
van of een communicerend vat met geweldloosheid. Als democratie niet
meer is dan wat lippendienst daaraan bewijzen, gaat het echt bergafwaarts
in onze samenleving. De commotie over de tien miljoen aan inkomen van Ahold-topman
Anders Moberg maakt duidelijk hoezeer we in een land leven waarin de
werknemer niets te vertellen heeft, aldus Trouwcolumnist Wim Breedveld.
Is dat echter niet tegelijk een aanklacht jegens de progressieve elite, dat
ze in de tijd dat ze aan de macht was veel te weinig deed aan meer economische
democratie?
Er is immers een samenhang tussen de structuur van de samenleving en het type
vrede, dat in die samenleving geldt. Evert Huisman onderscheidt in zijn, in
oktober 2003 verschenen, boek Naar een Cultuur vanVrede en Geweldloosheid
drie typen vrede: 1) een militaire vrede, die in een tegen de dictatuur aanleunende
regenteske samenleving zou voorkomen, 2) een politieke vrede , die dominant
zou zijn in onze samenleving met haar vertegenwoordigende democratie, en 3)
een maatschappelijke vrede, die meer centraal staat in een participatiedemocratie.
Zijn er uitwegen?
De wereld bevindt zich thans, door het dood lopen van het geloof, op de militaire
weg om je doeleinden te bereiken via een onvoorstelbare (gewelds)polarisatie.
Elke antropoloog proeft die polarisatie op zijn reizen, maar elke krantenlezer
weet dat ook. Anderzijds is er ook bewustwording gaande, te meer nu in Irak
blijkt dat de Amerikaanse hoogmoed wel eens ten val zou kunnen komen en de
bezetting aldaar behalve illegitiem nu ook ineffectief blijkt, om met columnist
Van Doorn te spreken. Natuurlijk kan een kromme stok wel eens iets recht slaan
(de val van Saddam Hussein), maar Mahatma Gandhi bleef benadrukken dat wij
als progressieven moeten vasthouden aan de visie dat uit kwaad (hoe
mooi ook verpakt in de propaganda) slechts kwaad kan voortkomen en dat
als het geweld soms iets goeds uitricht, dit goede hooguit tijdelijk
is, omdat het al spoedig wordt overstemd door het kwade dat tegelijkertijd
meekomt. Recente onrust, chaos en moorden in Irak, en op termijn een
tweede Vietnam (zoals de Israëlische militair strateeg Martin
Creveld in Het Parool van 9 september 2003 voorspelt), lijken Gandhi - de
expert op het punt van de eenheid tussen doel en middelen - daarin nu al gelijk
te geven.
Gevolg van het Amerikaanse militaristische bullebakoptreden in Irak is ook,
dat het actieve pacifisme thans weer wat beter in de markt ligt. Dat zal echter
niets helpen, als de progressieve elite geen lering trekt uit de huidige crisis
en met elan zowel de gerechtigheid inclusief democratie als de juiste middelen,
kortom geweldloosheid weer op de agenda zet. Martin Luther King pleitte eens
voor een revolutie van waarden. Om de huidige geweldspolarisatie te doorbreken
is het geen slechte strategie gebruik te maken van de morele kracht van de
burger of daarop een beroep te doen. Mensen zijn moedeloos en zuchten onder
de huidige impasse. Onderdrukking en geweld nemen toe, de mensenrechten en
niet te vergeten de internationale rechtsorde staan op de tocht. Ook het milieu
wordt van dit alles de dupe.
Maar de Amerikaanse hegemonie is niet blijvend en zou ook wel eens in zijn
nadagen kunnen zijn. Soms is het zo dat men in zijn eigen zwaard valt. De
Amerikaanse en Israëlische oorlog tegen het terrorisme lijken
meer en meer een fiasco te worden. Ik bedoel maar: het heeft zin weerstand
te bieden; je moet nooit het hoofd in de schoot leggen. En de progressieve
elite zou zich kunnen herstellen als zij leert van haar fouten in het verleden,
niet langer de middelen verwaarloost en zich met een (meer) positieve houding
jegens geweldloosheid inzet voor een positief ideaal. Van belang is eveneens
dat zij zich inzet voor (het beginnen van) een creatieve beweging voor een
vreedzame wereld, gebaseerd op meer gerechtigheid, eerlijker delen, meer gelijkwaardigheid
en meer samenwerking.
*Dr. Hans Feddema is antropoloog en publicist en tevens voorzitter van de
SVAG, stuurgroeplid van de Linker Wang, voorzitter van de werkgroep Midden-Oosten
van GroenLinks en lid van de initiatiefgoep Stop de Bezetting.
Het hier afgedrukte artikel is gebaseerd op de tekst van een lezing die Hans
Feddema hield op 13 september 2003 in Den Haag, in het kader van de vredesweek.
[Zie voor andere artikelen van hem zijn website www.geocities.com/HansFeddema
]
Gepubliceerd in:
Kwartaalblad Geweldloos Actief, Postbus 137, 8000 AC Zwolle.
(WEB100A.10) |