OVERZICHT DOSSIERS

WEB 200M.03

OMGANGSKUNDE IN OPVOEDING EN ONDERWIJS

In het onderwijs, van basisschool tot universiteit, valt heel wat te leren. Recentelijk nog is het vak 'computerles' ingevoerd. Hoe druk en overvol het lesaanbod ook is: iedereen moet leren hoe je met computers omgaat en er werden direct door de overheid vele miljoenen beschikbaar gesteld om dit in te voeren. Veel moeilijker hebben degenen het, waaronder een groeiend aantal maatschappelijke organisaties, die al vele jaren pleiten voor invoering van het vak omgangskunde. 'Leren' hoe je met elkaar omgaat in de menselijke samenleving; en hoe je bijvoorbeeld omgaat met problemen en conflicten.

'Dat leer je thuis'
Een van de meest gehoorde argumenten tegen invoering van het onderwijsvak omgangskunde is: 'Maar dat behoor je in je opvoeding thuis te leren, in je eigen gezin. Daar is de school niet voor.' Dat klink heel logisch, en eigenlijk zou dit ook zo moeten zijn, maar de werkelijkheid is anders. Het begint er al mee dat ook 'de ouders' zelden geleerd hebben hoe ze hun kinderen zo goed mogelijk kunnen opvoeden. Met: "Maak er maar het beste van, volg je gevoel, en baseer je op je eigen opvoedings-ervaringen die je als kind van huis uit meekreeg", zullen veel aanstaande ouders het moeten doen. Een veel gehoorde noodkreet van ondermeer pedagogen en maatschappelijke hulpverleners (ik hoorde het op een Congres in Den Haag op 29 september 2000, in het kader van de 'Nationale Dag tegen Geweld en vóór Respect' ook weer vele malen) is: 'Overal moet je een opleiding en een diploma voor hebben, behalve voor het opvoeden van je kinderen!'

De intieme oorlog
Hoe het er in werkelijkheid in nogal wat gezinnen aan toe gaat wordt ondermeer duidelijk als je de studie van de hulpverleners J. van Lawick en M.Groen "Intieme oorlog; over geweld en kwetsbaarheid in gezinsrelaties" (Van Gennep, Amsterdam - 1998; ISBN 90-5515-197-1) leest. Ze schrijven: "Het is moeilijk het beeld van het gezin als het meest gewelddadige instituut in het maatschappelijk leven te aanvaarden. Men houdt liever vast aan het beeld van het warme, intieme, veilige en ontspannen nest." (Blz.12) En: "Dat machtsverhoudingen in gezinnen veranderd zijn en dat het gebruik van geweld in onze cultuur openlijk wordt afgekeurd betekent nog niet dat het ook daadwerkelijk is verminderd. Gelles (1997) stelt vast dat het lichamelijk straffen van kinderen wordt toegepast door 84% tot 97% van alle ouders over de hele wereld. (....) Ook Baartman (1993) laat in zijn studie over geweld in opvoedingspraktijken overtuigend zien hoe de opvoedingscultuur doordrenkt is van hardhandig optreden jegens kinderen." (Blz.22) Nogal wat kinderen 'leren' dat dus thuis in de opvoeding, als het erom gaat hoe je met spanningen, problemen, meningsverschillen, gezagsverhoudingen omgaat. En de televisie stookt dat nog eens flink op: van tekenfilm tot 'actiefilm', thriller en misdaadfilm. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het gezins- en televisie-geweld een uitweg vindt naar de 'openbare ruimte' waar men toch redelijk straffeloos allerlei vormen van geweld kan uiten, tenzij er doden vallen. En toch gaat het heel vaak allemaal nog vrij redelijk tussen mensen. Echter: "Hoewel lichamelijk geweld bij de wet verboden is lijkt het niet af te nemen." En: "(....) het feit dat lichamelijk geweld tussen mensen in onze cultuur toenemend afgewezen wordt (...staat in schril contrast met...) het feit dat lichamelijk geweld tussen mensen eerder toe dan af lijkt te nemen." (Blz.23.) Uit een onderzoek dat Bureau Intromart in 1997, in opdracht van het Ministerie van Justitie, deed "(....) bleek dat 45% van de Nederlandse bevolking ooit slachtoffer is geweest van geweld, gepleegd door iemand uit de huiselijke kring. Het onderzoek richt zich zowel op lichamelijk en sexueel als op geestelijk geweld. 21% van de ondervraagden blijkt te maken te hebben gehad met geweld dat langer dan vijf jaar aanhoudt. (.....) Slechts 12% van de slachtoffers meldt zich bij de politie, en van hen doet minder dan de helft ook aangifte." (Blz.13.) We hebben het hier dus over miljoenen mensen in Nederland die 'thuis' jarenlang onder geweld gebukt gingen.

Woekering van het geweld
We worden er ons steeds meer van bewust, mede dankzij wetenschappelijk onderzoek op het terrein van de psychoanalyse, dat 'geweldservaringen' (van het 'zien' en 'in ons opnemen' van geweld, of dat nu in het 'echt' is of 'nagespeeld' in films; van geslagen of gepest worden tot incest, verkrachting en levensbedreiging toe) niet na een tijdje 'verdwijnen' of oplossen. Ze zetten zich vast in mensen en vormen de basis voor de trauma's die we meestal levenslang met ons meetorsen. Ze vormen de scheuren in ons gevoelsleven en ons vertrouwen, en zitten als brandende littekens in ons wezen. Het zijn die beelden en de geluiden, de reuk, de pijnen die steeds weer in ons opkomen, en die we meestal gelaten bij ons dragen. Geweld veroorzaakt splijting, wat een vernielende en ondermijnende uitstraling tot gevolg heeft. Het richt zich naar binnen en zet zich om in een negatief zelfbeeld, in slachtofferschap, in depressiviteit, in vormen van verslaving, in ziektes. En het richt zich naar buiten en wordt ondermeer zichtbaar in een verkrampte houding of fysieke vervormingen, of het ontlaadt zich op momenten dat we onszelf niet meer 'in de hand hebben' omdat we bijvoorbeeld in een situatie van stress zitten, of omdat we gedronken hebben of drugs hebben gebruikt, of omdat we onze frustraties moeten afreageren. Geweld woekert voort, als een ziekmakend virus, en komt op zeker moment op vaak onverwachte wijze weer naar boven als een slapende vulkaan die na enig gerommel plotseling weer uitbarst. Tenzij we door een intens proces van verwerking en heling zijn gegaan.

Uiterlijke oplossingen
Als we het niet hebben geheeld dan kan het zich in allerlei vormen uiten, zoals: geweld in huis (binnen het gezinsleven; fysiek en psychisch tegen kinderen; incest; geweld tussen partners - vooral vaak naar vrouwen toe: naar 'de mindere'); geweld in de publieke ruimte (op straat, in de woonomgeving, in verkeer en openbaar vervoer, in het uitgaansleven, op scholen, in werksituaties etc., heel vaak in de vorm van pesterij); in onze kennelijke behoefte aan geweld in media en amusement (de meest gruwelijke en weerzinwekkende filmbeelden op televisie; video's; computer-'spelletjes' gericht op het doden van zoveel mogelijk 'tegenstanders'; kooigevechten) etc. We zoeken naar uiterlijke oplossingen en richten ons op symptoombestrijding, waarbij het overal plaatsen van camera's wel het meest favoriet is, want naar de diepere oorzaken kijken is misschien wel te pijnlijk. En dus verschuilen we ons achter een mentaliteit van 'alles moet kunnen en mogen; we zijn volwassen genoeg om dat zelf uit te maken; we hebben geen behoefte aan bevoogding'. En 'wetenschappers' dringen zich op om te bevestigen dat al dat geweld, bijvoorbeeld op de televisie, helemaal niet zo negatief uitwerkt; dat het ons eerder loutert en het ons (ook kinderen al) juist resistent maakt tegen geweld. Ontkenning; verdringing; onderdrukking; niet naar zichzelf willen kijken; goedpraten en rechtvaardigen van het eigen gedrag en van het hoofdzakelijk nastreven van eigen belangen; daar begrip voor vragen of als volkomen vanzelfsprekend naar voren brengen, zijn methoden om het geweld in stand te houden.

Volwassen mentaliteit
Het mag duidelijk zijn dat je het wel bijna over een mondiale culturele evolutie hebt als je aan een proces gaat werken waarin we, als individuele mensen en als samenleving, toe zullen willen groeien naar een volwassen mentaliteit. Een mentaliteit waarin we geen enkele behoefte meer voelen om ons nog, op welke wijze dan ook, in te laten met mensonterend gedrag en mensonwaardige uitingen. Een gedrag dat zich richt op het vernederen, onderdrukken, bedreigen, mishandelen, verkrachten, kapotmaken, vermoorden van medemensen, of dat nu uit machteloosheid, vergelding, aangetaste eer, dwingelandij, haat, financieel gewin of andere belangen, plezier en vermaak voortkomt. En dit geldt uiteraard eveneens voor onze houding met betrekking tot dieren en het milieu. Het volwassen en evenwichtige gevoel, en de vaardigheden om met menselijke problemen, belangentegenstellingen en conflicten constructief om te gaan, richt zich op de uitdaging dat we, in alle oprechtheid, uit zijn op ieders welzijn. Dit ondermeer vanuit respect voor ieder als medemens, vanuit het besef dat we allemaal gelijkwaardig zijn en dat ieder recht heeft op een menswaardig en vreedzaam bestaan. Maar hoe kan hiervoor, via het onderwijsvak 'omgangskunde', de basis voor worden gelegd?

Met conflicten omgaan
Het zegt veel over onze samenleving en onze maatschappij, dat we ons haasten om het 'omgaan met computers' in alle lagen van ons onderwijsbestel op te nemen, en dat er bij de gevestigde machten veel weerstand is om tenminste een uur per week 'omgaan met elkaar' in te voeren. Het is waar, een 'vak' als omgangskunde zal niet 'alles' op kunnen lossen, maar kan daar wel belangrijk aan bijdragen. Het wordt steeds duidelijker dat je simpelweg 'kunt leren' hoe je met jezelf en met anderen kunt omgaan op een manier die ieder een positieve voldoening geeft. Conflicten tussen mensen horen bij het bestaan, maar hoe ga je daar nu op een constructieve manier mee om? Wat doe je om het conflict aan te gaan, als je je benadeeld voelt of niet de erkenning krijgt waar je recht op hebt of meent te hebben? (Dit geldt overigens zowel voor 'kleine' intermenselijke conflicten als voor de 'grote' sociale en politieke conflicten. Ook op dit vlak worden nieuwe benaderingen ontwikkeld, wat het 'Comitˇ van de Nobelprijswinnaars voor de Vrede', UNESCO en de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties tot het unanieme besluit heeft gebracht van een mondiaal 'Decennium voor een Cultuur van Vrede en Geweldloosheid' [2001-2010]). Breed gebied 'Omgangskunde', van peutercr¸che tot universiteit, bijvoorbeeld gedurende tenminste een uur per week! Via het consultatie-bureau kunnen ouders al kennis maken met aspecten ervan (en gelukkig is er op dit vlak ook een toenemend en 'erkend' aanbod); op de peuterspeelzaal kan kinderen geleerd worden hoe je met elkaar en met elkaars speelgoed omgaat. Slaan, schoppen, spugen, knijpen, bijten etc. wordt 'besproken' op een manier die een jong kind kan begrijpen en kan tevens een signaal zijn naar de thuissituatie van het kind. Hier aandacht voor hebben, evenals voor de manier waarop de leiding van de cr¸che met de kinderen en met elkaar omgaat. Vanaf de basisschool kan een vak als 'omgangskunde' allerlei vormen krijgen. Dit bijvoorbeeld naar aanleiding van conflictjes tussen kinderen en op school; kringgesprekken over pesten / discrimineren / vechtspelletjes / kinder- en jeugdtelevisie-programma's. Of gesprekken over manieren van straf geven ('hoe voel je je dan als je zonder eten naar bed moet; als je voor straf niet naar je voetbalclub mag; niet uit mag gaan op zaterdagavond; die week geen zakgeld krijgt etc. etc.'). Aandacht voor, en oefenen met, sociale vaardigheden als: goede waarneming; non-verbaal gedrag; luisteren; samenvatten; de juiste vraag kunnen stellen; concretiseren; je eigen mening kunnen verwoorden; uiten van gevoelens; feedback; assertiviteit. (Zie b.v. het boek 'Elementaire sociale vaardigheden' Uitg.Bohn Stafleu Van Loghum; ISBN 90-5475-010-3, dat samengesteld is voor de Hogere Beroepsopleiding voor Verpleegkundigen en voor de Hogere Beroepsopleiding voor Jeugdwelzijnswerk. Het bevat per hoofdstuk tevens discussievragen, oefeningen en huiswerkopdrachten, alsmede over elk thema een video-programma.) Maar voor dit soort vaardigheden zou al op de basisschool en zeker in voortgezet onderwijs aandacht dienen te zijn. Gesprekken over wat kinderen / jongeren / studenten dwars zit; waar ze zich rot over voelen en waarvan ze willen weten hoe hun leeftijdgenoten daar over denken. Een onderwerp als 'sociale verantwoordelijkheid' mag zeker niet ontbreken; evenmin als de thema's: 'opvoeding', 'communicatie', 'sexuele omgang', 'intercultureel samenleven', 'conflicthantering', 'omgaan met gevoelens van agressie', 'onze verantwoordelijkheid in onze omgang met dieren en met het milieu'. Leerkracht of 'contact'persoon Uiteraard zal alles zo opgezet dienen te worden dat het aansluit bij het ontwikkelingsstadium en de leefwereld van kind / jongere / jongvolwassene. En eveneens zal er ruimte moeten zijn om aandacht te geven aan persoonlijke problemen waar kinderen en jongeren mee zitten, b.v. in verband met hun school- of thuissituatie. Bij elke ingang van de basisschool, waarop onze kinderen zitten, hangt een kleurige tekening van een kind dat een olifant op de schouders meetorst, met daaronder de regels: Het gebeurt soms .... dat je gepest wordt, dat je geslagen wordt, dat je vervelend aangeraakt wordt, dat je nare geheimen hebt. Bij ...........(-naam leerkracht-) kun je altijd terecht als je daarover wilt praten! Nare geheimen ..... daar mag je over praten!! Op de school van onze kinderen is dat de juffrouw van groep 1 / 2, die daardoor bijna ieder kind kent. Zij is voor hen echt de 'ideale' vertrouwenspersoon. En dat is belangrijk, dat leerlingen ook werkelijk bij iemand terecht kunnen, een decaan of een vertrouwenspersoon.) Ook met betrekking tot de ouders is het bovendien van belang om het op informatieve ouderavonden over 'omgangskunde' te hebben, zodat zij weten wat hieraan op school gedaan wordt en zij ook geinformeerd worden over cursussen voor ouders op dit gebied. Eigenlijk zou je hiervoor een vrijgestelde leerkracht of 'contact'persoon dienen te hebben, zoals je bijvoorbeeld ook voor gymnastiek gespecialiseerde leerkrachten hebt. Zo iemand zou geschoold dienen te zijn in 'omgangskunde' en in het leggen van contacten met ouders als daar aanleiding toe is. Ontsporing van jongeren zou in een vroeg stadium de aandacht kunnen krijgen die het verdient. En de toch al overbelaste leerkrachten hoeven zich hier dan niet mee bezig te houden. Ligt hier niet een taak weggelegd voor maatschappijleraren, die hun vak lijken te moeten gaan opheffen?

Wat er al gebeurt
Hoopgevend zijn ook de ervaringen met 'mediation' ('bemiddeling') door medeleerlingen, zoals dat de afgelopen tien jaar in een aantal landen vorm gekregen heeft. In maart 2000 was hierover in Soesterberg de internationale 'Conferentie Conflictoplossing op Scholen'. Vertegenwoordigers uit een groot aantal landen konden belangwekkende resultaten melden. Zij vertelden hoe hun overheid of stadbestuur (New York trekt hiervoor jaarlijks ongeveer 1 miljoen gulden uit) dit ondersteunde. De conferentie had de aanzet moeten zijn voor dergelijke projecten in Nederland, maar onze overheid gaf niet thuis. Wel wilde men geld geven aan projecten tegen het meenemen van wapens naar school! Ja, in symptoombestrijding ZIJN WE HEEL ERG GOED! Ook jongeren laten een ander geluid horen: 'Uit het in april (2000) gehouden Nationaal Jeugddebat bleek dat onder jongeren zinloos geweld een belangrijk item is. Ze pleitten voor de invoering van het vak omgangskunde, waarin specifiek wordt ingegaan op geweld en hoe daarmee om te gaan.' (Aangehaald in het 2-pagina grote artikel 'Zwoegen voor verdraagzaamheid en respect' in het gratis 'trein-ochtendblad' Metro op 29 september, de 'Nationale Dag tegen Geweld en v——r Respect'.) Alles wat vanuit particulier initiatief hiertoe gedaan wordt (zoals oudercursussen) is natuurlijk prima, maar alleen via 'de school' bereik je bijna alle kinderen en jongeren. De praktijk laat overigens ook zien dat alle scholen al jarenlang gedwongen zijn om iets te doen aan de omgang tussen leerlingen, en hun houding naar leerkrachten. Ook projecten rond pesten zijn niet meer op scholen weg te denken. De maatschappelijke noodzaak, en het maatschappelijk belang, laten zich toch niet wegroosteren. En ook de overheid zag zich gedwongen geld te steken in het landelijke project 'De veilige school'. Maar waarom toch geen structurele aanpak! Waarom er geen aanpak van maken die bijdraagt aan 'een veilige samenleving'! Onderzoek Bij jongeren, scholen en maatschappelijke organisaties is de wens voldoende aanwezig. Nu de politieke partijen nog om het 'leervak omgangskunde' (b.v. te beginnen op de basisschool en het voortgezet onderwijs) op de politieke agenda te zetten. De eerste stap lijkt mij dat er een deskundige commissie (beschikkende over een bepaald budget) gevormd zou dienen te worden die een dergelijke mogelijkheid onderzoekt. Het gaat dan om vragen als: welke maatschappelijke relevantie zou een dergelijk vak hebben, mede gelet op ervaringen in andere landen? Wat zou een vak als omgangskunde dienen te omvatten, en hoe zou het een vaste plek kunnen krijgen in het basis- en voortgezet onderwijs. Hoe sluit het aan op wat nu op scholen in deze geest al gedaan wordt, en hoe verhoudt het zich tot hetgeen aan algemene sociale vorming gedaan wordt? Wat voor bijscholing vraagt het van leerkrachten van basisscholen en van docenten voortgezet onderwijs (b.v. als extra vak naast of als aanvulling op maatschappijleer?). Welk lesmateriaal zou daarvoor ontwikkeld dienen te worden en welke eindtermen zijn daarvoor. Zou het ook een, uitermate belangrijk, examenvak dienen te zijn? Vragen genoeg, lijkt mij, om mee aan de gang te gaan. Toegegeven, het leren omgaan met computers is ongetwijfeld maatschappelijk van belang. Maar het leren omgaan met elkaar als mensen in een steeds voller en drukker wordende multiculturele samenleving, waarin het persoonlijk vorm kunnen geven aan waarden en normen, oog leren hebben voor je eigen sociale verantwoordelijkheid, en om kunnen gaan met stressvolle situaties noodzakelijk zijn, wordt met de dag urgenter.


Wim Robben

Zie Geweldloos Actief, maart en juni 2001

Gepubliceerd in:
Kwartaalblad Geweldloos Actief, postbus 137, 8000 AC Zwolle

(WEB100A.03)

OPVOEIDNG